Wiskundigen houden al eeuwenlang van de Platonische lichamen. Het zijn driedimensionale objecten opgebouwd uit allemaal dezelfde regelmatige veelhoeken die perfect passen in en op een bol. Er zijn er slechts vijf. De tetraëder is opgebouwd uit vier gelijkzijdige driehoeken, de octaëder uit acht, en de icosaëder uit twintig.
De kubus bestaat uit zes vierkanten (en wordt daarom soms ook hexaëder genoemd), terwijl de dodecaëder twaalf regelmatige vijfhoeken verenigt. Plato (ca. 427-347 v. Chr.) beschreef als eerste de regelmatige veelvlakken in zijn boek Timaeus en ze dragen dan ook met recht zijn naam. Plato’s bewondering voor hun wiskundige eigenschappen was zo groot dat hij er mythische verklaringen aan gaf.
Hij associeerde hen met de ‘basiselementen’: de tetraëder stond voor vuur, de octaëder voor lucht, de icosaëder voor water, en de kubus voor aarde. Op die manier had hij wel nog een veelvlak over, en zo stelde hij het twaalfvlak dan maar symbool voor het hele universum. Duizenden jaren lang zouden de alchemie en allerhande sektarische verenigingen deze symboliek blijven aanwenden.
Deze serie beelden zijn geïnspireerd op de platonische lichamen van Plato.
Tetraëder (viervlak)
Octaëder (achtvlak)
Hexaëder (zesvlak)
Icosaëder (twintigvlak)
Dodecaëder (twaalfvlak)